VAN DEN BOEVER. Ronk-bonk. Klitseklets. Weg en wagen ouderwetsch; weg en kele poederdroog; 't stroo ligt huizen hoog. Ronk-bonk. Werrie, Vos, loop zoo lui niet als een os, loop zoo lui niet als een koe, of mijn zwepe, toe! Ronk-bonk. Juto, houw', 't Bier is lekker in "den Bouw". Roze, Roze, een pinte bruin, water voor den ruin. Ronk-bonk. Roze, dag. O die lonken, o die lach! Was de boever nu maar boer, mede moest ze op 't voer! 14 Liederen voor 't Volk, Maldegem (V. Delille) 1903, 143 p. 40 Natuur, St.-Martens-Latem (De Praetere) z.j. (1903), 128 p. 25 Uit zonnige jeugd, Amsterdam z.j. (1916), 75 p. 246 Gedichten, derde vermeerderde druk, Amsterdam 1918, 305 p.